Graan en graanachtigen
Rond 4000 v.Chr. werden in Nederland de eerste granen geïntroduceerd op de lössgronden in Zuid-Limburg. Elke graansoort kent zijn eigen verhaal en rassen; zo was gerst een van de eerste gekweekte graansoorten in Europa, waarbij het werd gebruikt om gort, bier en platte broden mee te maken. Haver werd al door de Romeinen als voer voor hun vee gegeven, en pas later werd haver het basisvoedsel voor Europese burgers. Rogge werd lange tijd als een variant van tarwe beschouwd die van minder belang was, maar werd vanaf 500 n.Chr. steeds meer gewaardeerd en op raatakkers verbouwd. Tarwe maakt al sinds de 11e eeuw n.Chr. zijn intrede in onze voeding, maar deze graansoort is al veel ouder en is voortgekomen uit wilde eenkoorn en emmertarwe.
De granen pasten zich in de loop van de tijd aan de lokale omstandigheden aan waar ze werden geteeld. Op deze manier ontstonden landrassen, ofwel boerenrassen. Begin 20e eeuw zijn vrijwel alle landrassen van de granen verdwenen in de westerse wereld. Er wordt vooral op moderne rassen vertrouwd, vanwege de hogere oogsten die te behalen zijn. Echter, door deze ontwikkeling neemt de diversiteit af en verdwijnt culturele historie. Gelukkig zijn er nog veel oude rassen die bewaard zijn gebleven, waarvan sommige door lokale initiatieven weer op kleine schaal worden geteeld.
Emmer (Triticum turgidum group Dicoccon)
Wilde emmer is een oergraan; de voorloper van de tarwe die we nu kennen en werd verzameld door de jagers en verzamelaars.
In Nederland werd emmer lange tijd op raatakkers geteeld. Vervolgens werd emmer grotendeels vervangen door andere granen. De Utrect Blue laat de emmerteelt weer herleven in Nederland; rondUtrecht wordt het weer verbouwd en worden de granen gebruikt.
Gerst (Hordeum vulgare)
Gerst is een oud gewas en kan in variabele omstandigheden groeien, van Noord-Scandinavië tot Tibet op grote hoogtes. Het kan worden gebruikt om bier en gort mee te maken. Gort was in de 20e eeuw een belangrijk onderdeel van de dagelijkse kost; gerst was een onmisbaar gewas voor die tijd.
Een hoop veredelingswerk in granen is gedaan in de 19e en 20e eeuw, o.a. door familie Mansholt. Zo is Mansholt's Groninger Wintergerst II geselecteerd op stevig stro en goede opbrengst.
Haver (Avena sativa)
Haver is te herkennen aan haar vertakte pluimen. Deze graansoort werd als veevoer gebruikt, maar ook voor de menselijke consumptie was het van belang als een voedzaam gewas. Met name in de koelere klimaten gedijt haver goed, waar dankbaar gebruik van werd gemaakt in Noordwest-Europa en Scandinavië.
Marne is in 1930 ontstaan uit een kruising en werd in 1953 het meest geteelde haverras in Nederland.
Rogge (Secale cereale)
Spelt (Triticum aestivum spelta)
Spelt wordt al duizenden jaren verbouwd. Deze graansoort is veelal vervangen door tarwe, vanwege de hogere opbrengst en makkelijkere verwerking. Spelt moet namelijk eerst gepeld worden voordat de korrels verwerkt kunnen worden. Spelt en tarwe hebben beide de gemeenschappelijke voorouder emmertarwe, hoewel ze op een verschillende plek en tijd zijn ontstaan. Spelt is te herkennen aan de ‘brosse’ of luchtige aar; tussen de zaden zit wat ruimte waardoor je als het ware door de aar heen kunt kijken.