category_news

Een typisch najaarsklusje: de organische stof-balans opmaken

Gepubliceerd op
16 november 2020

In het bedrijvennetwerk van de PPS Beter Bodembeheer wordt veel geregistreerd en gemeten, onder andere aan organische stof. Uit de gegevens van de registratie is o.a. de aanvoer van organische stof (OS) uit gewasrest, groenbemester en organische meststof berekend. Met de meetresultaten van de grondmonsters is een schatting gemaakt van de afbraak van de bodemorganische stof. Voldoende gegevens om de eerste OS-balans op te maken: 2019 was een goed jaar.

Opstellen organische stofbalans

Hoeveel organische stof dient er aangevoerd te worden om de bodemorganische stof op peil te houden? Een organische stofbalans geeft hier inzicht in. Een goede werkwijze voor het opstellen van de balans is te vinden in het Handboek Bodem en Bemesting. De (netto) OS-balans wordt verkregen met het sommetje ‘aanvoer min afbraak’. Bij een overschot op de balans zal het organische stofgehalte in de bodem stijgen, bij een tekort zal het dalen. Het gewas is erg bepalend voor de balans. Dit bepaalt niet alleen hoeveel gewasresten achterblijven, maar ook of er organische mest kan worden aangevoerd en in hoeverre het mogelijk is om een groenbemester te telen.

Aanvoer

De aanvoer wordt uitgedrukt in effectieve organische stof (e.o.s.), dit is het gedeelte van het verse materiaal dat overblijft één jaar na toediening. Er zijn drie bronnen: organische mest, gewasresten en groenbemesters. Voor organische mest is het aangevoerde verse materiaal uit de teeltregistratie vermenigvuldigd met het kengetal voor het gedeelte effectieve organische stof. De kengetallen voor de aanvoer van effectieve organische stof zijn terug te vinden in het Handboek Bodem en Bemesting. Figuur 1 toont de aanvoer in e.o.s., die op pakweg 1/3 van de percelen meer dan 5000 kg bedraagt.

Figuur 1 – Aanvoer van effectieve organische stof in kilogram per hectare in 2019.
Figuur 1 – Aanvoer van effectieve organische stof in kilogram per hectare in 2019.

Afbraak

Voor de afbraak van organische stof in zand- en kleigrond kan de bekende vuistregel van 2% worden gebruikt. Eén vuistgetal voor alle minerale gronden? Jazeker, voor een grove schatting van de balans volstaat dat. Wie echter meer wil weten over de mogelijke verbeteringen in de bodemkwaliteit van een perceel, doet er goed aan preciezer te kijken naar de aanwezige organische stof. In het Bedrijvennetwerk (BNW) is dat gedaan met meetmethoden en modellen. De resultaten zijn dat het afbraakpercentage uiteen loopt van 0.8% (FL0102) tot 3.3% (GR0102). Nieuw is dat het model behalve de afbraaksnelheid ook een schatting geeft van de afbreekbare en stabiele fracties organische stof. Dit geeft extra informatie over de beschikbare organische stof voor bijvoorbeeld stikstoflevering en activiteit bodemleven. Figuur 2 geeft hiervan de gemiddelden over de drie grondsoorten. Wat opvalt is dat de percelen met het laagste OS percentage (löss), naar verhouding het grootste aandeel afbreekbaar materiaal bevatten. Gemiddeld bevatten de kleipercelen naar rato meer stabiele organische stof dan de zandpercelen.

Figuur 2. Aandeel stabiele en afbreekbare organische stof, gemiddeld per grondsoort; tussen haakjes het organische stofgehalte.
Figuur 2. Aandeel stabiele en afbreekbare organische stof, gemiddeld per grondsoort; tussen haakjes het organische stofgehalte.

Resultaat en doorkijk naar volgend jaar

Over het eerste volledige jaar van het BNW zien we dat de deelnemers vrijwel zonder uitzondering hebben ingezet op ruim voldoende aanvoer van organisch materiaal. De meeste balansen zijn dan ook positief, met een groepsgemiddelde van 2.000 kg EOS/ha. Volgende stap is om de balansen te beoordelen in het licht van de omvang van de afbreekbare en stabiele fracties van de percelen.